SV | Gaat henen, roept tot de goden, die gij verkoren hebt; laten die u verlossen, ter tijd uwer benauwdheid. |
WLC | לְכ֗וּ וְזַֽעֲקוּ֙ אֶל־הָ֣אֱלֹהִ֔ים אֲשֶׁ֥ר בְּחַרְתֶּ֖ם בָּ֑ם הֵ֛מָּה יֹושִׁ֥יעוּ לָכֶ֖ם בְּעֵ֥ת צָרַתְכֶֽם׃ |
Trans. | ləḵû wəza‘ăqû ’el-hā’ĕlōhîm ’ăšer bəḥarətem bām hēmmâ ywōšî‘û lāḵem bə‘ēṯ ṣāraṯəḵem: |
Gaat henen, roept tot de goden, die gij verkoren hebt; laten die u verlossen, ter tijd uwer benauwdheid.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
Gaat henen, roept tot de goden, die gij verkoren hebt; laten die u verlossen, ter tijd uwer benauwdheid.
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!